Een overhemd moet als gegoten zitten. Daarom is het belangrijk dat alle maten juist worden opgemeten. Dan gaat het niet alleen om boordmaat en de maat van het overhemd zelf, maar zeker ook over de lengte van de mouwen. Een te korte mouw laat het overhemd te klein lijken terwijl een te lange mouw een slordige indruk geeft. Het is dus belangrijk de ideale lengte te bepalen. De vraag is echter hoe je dit precies doet. Hoe bepaal je hoe lang je armen zijn? Tussen welke punten meet je en hoe voorkom je meetfouten?
Twee methodes
Er zijn twee manieren om te meten hoe lang de mouwen van een overhemd moeten zijn. Die heten de Engelse methode en de Europese methode. Het zal je niet verbazen dat in Nederland de Europese methode wordt gebruikt. Daarbij meet je letterlijk de lengte van de arm. Je zet je meetlint op je schouderkop, het beginpunt van je arm, en leest af bij de pols, het eindpunt. Aan de hand van deze lengte weet je welke lengtemaat jij nodig hebt. Er bestaan namelijk drie lengtematen in de wereld van de overhemden. Deze heten maat 5, maat 6 en maat 7.
Zonder meten
Het klinkt niet meer dan logisch dat de meeste mannen met mouwlengte 6 altijd goed zitten. Dit zijn mouwen die passen bij de gemiddelde lengte van de Nederlandse man. Wanneer je echter kleiner dan 1.75 of juist groter dan 1.90 bent, dan kan het nog weleens zijn dat je een afwijkende lengte nodig hebt. Is dit niet het geval, dan kan je zonder te meten eigenlijk gewoon met een gerust hart mouwlengte 6 bestellen. De kans dat hij dan niet mooi valt is uitermate klein. Zelfs als er een klein beetje speling op de lengte zit ten opzichte van andere merken.